Ani ligt op een rotsplateau in het noordoosten van Turkije aan de grens met Armenië. De oude Armeense hoofdstad is verwoest en verlaten, enkel opengespleten ruïnes resten er van wat ooit de Stad der Duizend Kerken werd genoemd. De rest is stilte. A. Thiry
Ani - noordelijke stadsmuren De diepe kuilen die de vorige winter in het asfalt heeft uitgehold, zijn niet opgevuld. Mijn Turkse huurauto krijgt het hard te verduren op het traject vanuit Kars, veertig kilometer pal oost. Maar het is een stralende voormiddag en ik nader mijn verste bestemming. De laatste controle in de Turkse jandarma-post verloopt vlot. Dan volgt de uitgestorven Koerdische grensplaats Ocakli, het eindpunt van de route. Ik loop door het dorp. Ganzen snateren voor me uit over de aardeweg tussen de laatste huizen. Daarachter rijst de gekartelde omwalling op, die anderhalve kilometer doorloopt. Het zijn de muren van Ani, de oude Armeense hoofdstad, de stad van de duizend kerken. Legendarische plek
Ani - Muurfresco in de Gregoriuskerk bij de Arakskloof Omstreeks 300 na Christus werd het geloof dat bisschop Grigor Lusarovitsj, Gregorius de Verlichter, had verkondigd, staatsgodsdienst in Armenië. Daarmee werd het koninkrijk Armenië de eerste christelijke natie. Geïsoleerd in oostelijk Anatolië, vormde dat koninkrijk in de vroege middeleeuwen een bufferstaat tussen Byzantijnen, Perzen en Arabieren. Een voortdurend belaagde bufferstaat: in 914 nam emir Yusuf uit Azerbeidzjan de Armeense koning Smbat de Martelaar gevangen; hij liet hem folteren en op een kruis nagelen. De eigen orthodoxe kerk, geleid door de Armeense katholikos, vormde het bindmiddel dat de Armeense natie samenhield. Onder de dynastie van de Bagratiden vestigde de katholikos zich in Ani en toen beleefde de plaats als koninklijke hoofdstad een bloeiperiode die een eeuw duurde, van 95O tot 1O5O. Daarna begon het verval. Byzantijnse Grieken veroverden Ani, tot ze zelf moesten wijken voor de oprukkende islam tijdens de invasies van Seltsjoeken, Koerden en Mongolen. Na de verwoestende aardbeving van 1319 verschrompelde Ani tot een stad van ruïnes. Maar ze bleef tot de verbeelding spreken: in de kronieken leefde Ani voort als de legendarische plek die ooit honderdduizend inwoners had en duizend kerken telde.
Als bij wonder
Ani - Kerk van het Maagdenklooster aan de Arakskloof Ik neem mijn tijd, ik neem alle tijd van de wereld wanneer ik door de boog van de Leeuwenpoort een versteend landschap binnenga waar de tijd stilstaat. Voor me ligt het rotsplateau, dat in het noorden afgesloten wordt door de dubbele stadsmuur en dat over een afstand van meerdere kilometers in zuidelijke richting spits toeloopt tussen twee diepe kloven. Door de oostelijke kloof meandert het heldergroene water van de Arpaçay, de rivier de Araks die de grens vormt tussen Turkije en het huidige Armenië. Ik loop over de harde rotsgrond. Uit de lichtbewolkte hemel schijnt gefilterd zonlicht over afgeplatte bulten, waaruit de grondvesten van verdwenen gebouwen oprijzen tussen verdord gras. Prairiehondjes rennen als grijze schichten voor me uit door het stekelige onkruid.
Ani - westelijke koepelkerk Verspreid over het plateau staan de duizendjarige Armeense kerken afgetekend tegen bleekblauwe achtergrond. Het zijn verminkte kruiskoepelkerken, enkel het centrale gedeelte met de tamboer en de koepel staat nog overeind. Van de doormidden gespalkte Verlosserkerk rest nog een schamele helft. De Georgische Gregoriuskerk op de rand van het ravijn van de Arpaçay is beter bewaard. In de donkere ruimte kijk ik omhoog naar de oudste muurfresco's van Ani: stylieten op hun hoge zuil, Gregorius Illuminator die het ware geloof predikt. Dieper in de kloof van de Arpaçay ligt opgehoopt puin. Het zijn de resten van het volledig verwoeste Maagdenklooster. Ernaast, op een uitstulping boven de afgrond, verheft zich als bij wonder een rond Armeens kerkje dat de eeuwen heeft doorstaan en bekroond is met een spitse koepel.
Ani - de Armeense kathedraal De kerk van de Moeder Gods, de kathedraal van Ani, staat hoger, in de nabijheid van een rechthoekig bouwwerk met vensternissen en een afgeknotte minaret. Het is de moskee, een van de oudste in Anatolië, die de eerste Koerdische stadhouder van Ani op het einde van de elfde eeuw liet oprichten. Het contrast met de Armeense kathedraal is groot. De koepel is ingestort, maar de zuivere lijnen en het borduurwerk in steen rond de smalle, langwerpige ramen vallen des te meer op. Ik loop langs de buitenmuren. Ze zijn opgetrokken in rode zandsteen en zwart basalt en ik voel de warme gloed die dat gesteente uitstraalt. Alsof op die manier de verlatenheid binnenin de kathedraal kan worden toegedekt.
Voltooid verleden Wat zoekt u daar nu? Een andere kijk op Turkije. Het is de titel van een reisverslag uit 1986 van de Rotterdamse predikant P. Reedijk. Toen hij Ani bezocht, liepen er in de kathedraal twee paarden rond. Een teken van leven uit de wereld van het dorp achter de muren. Het maakte voor de predikant de beklemming van deze dode stad enkel groter.
Ani - de Arakskloof en de verdwenen brug van Paustovski De Russische schrijver Konstantin Paustovski was een romanticus, hij zocht de rust en de stilte van oude landschappen. In 1923 reisde hij met het spoor door de Kaukasus. In zijn boek De sprong naar het zuiden beschrijft hij hoe de trein bij Ani stopte en hoe hij van de Armeense kant over een gevaarlijk slingerende hangbrug de stad binnenkwam. Die gammele constructie van planken en touwen over de Arpaçay is nu weggerot; in de kloof staan enkel nog de stompen van de beide hoektorens van de brug. Ik heb het pad gevolgd dat vandaar naar de kathedraal slingert, en misschien heb ik daar gelopen waar hij destijds liep. Het is een schrale troost. Hoe kan ik voltooid verleden verwoorden, een plek die stilte vasthoudt? Paustovski probeerde het, hij schreef: ‘Hoe moet je de schaduwen van zwaluwvleugels op de stenen platen van een kerkplein beschrijven waar gewone paardebloemen bloeien? In deze uitgestorvenheid, in deze wind, in dit zwijgen leven slechts de grassen, de fresco's en de hemel die op fresco's lijkt.’ Turkse archeologen hebben gemorreld aan de buitenrand. De omwalling van Ani is schabouwelijk gerestaureerd en alles wat verwijst naar Armeens erfgoed is bewust uitgevlakt. Hoog op het spitse uiteinde van het rotsplateau staat de citadel uit de tijd van de Armeense Bagratiden. Ze doet nu dienst als legerpost, die de grens met Armenië moet bewaken. Ik zie ze zitten, de Turkse soldaten, dwergfiguren op de hoge vestingmuren. Maar ook van die kant komt er geen enkel gebaar, geen enkel geluid.
|