header image
Home arrow Homeland arrow Turkey arrow Armenian Highland arrow Kars
Vreemd in Kars PDF Print E-mail

De Turkse auteur Orhan Pamuk trok naar Kars in het uiterste noordoosten van Turkije. Hij kwam terecht in een schimmige stad, bevroren in winterkou. Ze werd het decor voor zijn roman Sneeuw uit 2002. Eind vorige eeuw heb ik Kars nog even anders gezien, voordat Pamuk de stad voorgoed onderdompelde in witgevlokte eenzaamheid.               A. Thiry

Image
Kars Kale - de oude citadel boven de stad


Cildirkleuren
                       

De asfaltweg snijdt als een zwart lint door de verlaten hoogvlakte. Aan de einder licht een strookje zilver op: het Cildirmeer. Het ligt tweeduizend meter hoog op het drielandenpunt tussen Turkije, Georgië en Armenië. Het grastapijt op de oevers van het meer is gevlekt in de heldere kleuren van rode klaprozen, gele toortsen en paarse klavers, die zachtjes wuiven in de flauwe bries. Het is doodstil. Witte stapelwolken klimmen over de horizon; hun schaduwen glijden over de gladde waterspiegel, die aanhoudend verkleurt van smaragd tot turkoois. Uit het meer stijgt de haast tastbare koude van bergwater op. 
   Op de oostelijke oever ligt een Koerdisch dorp aan een landtong. Kinderen hebben een kudde schapen in het water gejaagd en spoelen hun flanken schoon. Op de met aarde bedekte platte daken van de schamele huizen groeit verdord gras. Binnen de omheiningen lopen Koerdische vrouwen rond in wollen overjakken en brede zwarte rokken, waaronder rode gebreide kousen uitsteken. Ze stapelen gedroogde plakken mest op hopen. Die mestkoeken zullen dienen als brandstof tijdens de lange en harde winter, wanneer het kwik daalt tot 4O graden onder nul.

Ellendig oord

Image
Kars - eindstation

Is het de vertrouwde uitgestrektheid van dit landschap, die de Russen naar het Armeense hoogland in het noordoosten van Turkije heeft geleid? Tijdens de Krimoorlog in het midden van de 19de eeuw omsingelden Russische troepen de citadel van Kars, die oprijst op een kale heuvel boven een bocht in de Karsrivier. Het Turkse garnizoen werd bijgestaan door Britse officieren. Na een belegering van twee maanden, waarbij duizenden Turkse soldaten sneuvelden, namen de Britten genoegen met de eervolle aftocht die de Russen aanboden. Het gebied rond de stad Kars werd in 1877 door Rusland geannexeerd en het bleef Russisch bezit tot 1920. 

Image
Kars - de spoorwegbuurt

De auteur Philip Glazebrook staarde in Dorset naar oude prenten van de grensvesting Kars, de poort naar de Kaukasus en Perzië. In Hij ging op weg en beschreef zijn tocht in het reisboek Journey to Kars uit 1984. Toen hij in de herfst Kars bereikte, kwam hij terecht in een ellendig oord, waar het altijd schemerde. Koerdische herders dreven hun schapen door de modderstraten, ruig volk hurkte tegen de gevels, een paar vieze en overvolle theehuizen waren de enige lichtpunten in de drukkende duisternis. 'Geen enkele bestemming heeft me ooit meer teleurgesteld,' noteerde Glazebrook bij zijn vertrek uit Kars.
   De Britse Christina Dodwell bezocht de stad een paar jaar later. Uit haar boek A Traveller on Horseback blijkt dat ze voornamelijk op het hoofdbureau van de politie verbleef. Men vond  haar tocht over verlaten zijwegen langs de Turks-Armeense grens zeer verdacht. Na haar vrijlating ging ze Kars verkennen. Ze ontdekte een deprimerende garnizoensstad waar de sfeer van een strafkolonie heerste.

Klein Rusland aan de Kars

Image
Kars - Armeense Twaalf Apostelenkerk

Zoveel onontgonnen grauwheid kan ik onmogelijk links laten liggen. Terecht, want Kars is prachtig in zijn lelijkheid. Aan de rivier de Kars is het oudste gedeelte van de stad een verkleurde gravure. De met stenen en afval bezaaide oever, de Ottomaanse stenen brug met de zwartberookte bulten van het oude badhuis erachter, de sloppenwijk tegen de helling tussen de grondvesten van de verdwenen hoofdstad van de Armeense Bagratiden uit de tiende eeuw, en boven dat alles uit de grijze muren en bastions van de citadel op de heuvel.
   Aan de stadskant van de brug, waar jonge dienstplichtigen van het Turkse garnizoen flaneren, is de Armeense Apostelkerk bewaard gebleven. De gedrongen figuren onder de koepel beelden de discipelen van Christus uit. Ze heffen hun zware stenen handen ten hemel, naar een strook helder licht onder asgrauwe onweerswolken.
   De grootste verrassing die Kars te bieden heeft, ligt bij het Atatürk Park, in de bocht van de rivier. Daar bevindt zich het Russische Kars uit de Belle Epoque. Ik slenter over brede boulevards die er stoffig en verweesd bij liggen. Links en rechts volgen de 19de-eeuwse gebouwen elkaar op, de pompeuze gevels geschilderd in oker, roodbruin en grijsblauw. Het is een decor voor depressieve romanpersonages van Dostojevski . Enkel de kanalen ontbreken in dit Sint-Petersburg-aan-de-Kars.  

Image
Klein Petersburg aan de Kars

Het museum van Kars ligt aan het andere uiteinde van de stad. Ik loop langs de  Overwinningsmoskee, de voormalige Rusisch-Orthodoxe kathedraal. De uienkoepels zijn vervangen door een zinken zadeldak waarboven twee hoge minaretten oprijzen. Het Russische Kars hoort in het museum thuis. Daar is het ook te bezichtigen: een collectie samovars en de gesculpteerde deuren van de orthodoxe kathedraal.

In de buurt van de centrale bushalte is een nieuwe winkel-wandelstraat aangelegd, met fonteinen en jonge aanplant. Er slentert veel volk af en aan. Terwijl de donder rommelt en de eerste druppels vallen, word ik aangeklampt door een oudere Turkse dame die Duits spreekt. Ze woont in Hannover en ze is op bezoek bij haar familie in de stad. Wat vindt ze zelf van Kars? Vuil en smerig, zegt ze, ganz schmutzig. We nemen snel afscheid. Het onweer barst in volle hevigheid los. Een stortvlaag veegt de winkelstraat schoon. Kars verdwijnt onder een loodgrijze stolp. 'Ik ging een eindje wandelen, maar er was niets te zien, alleen maar saaie, grauwe huizen en stugge, grauwe mensen.' De laatste zin die Christina Dodwell in Reiziger te paard neerschrijft over Kars.
   Vuil en smerig? Het is maar hoe je het bekijkt. Nooit zag ik een fascinerender samenraapsel van tijdperken bijeengeharkt tot een plek, die zo kaal en leeg is dat de wind van de hoogvlakte er dwars doorheen blaast.