Another brick in the wall Asielcentrum Brussel. De immigranten staan in een rij te wachten. Het is koud en de rij is nog lang. Mijn vader zucht. ‘Wanneer is het eindelijk gedaan,’ zegt hij. ‘Ik begin honger te krijgen.’
Mijn moeder neemt een appel en een keukenmes en snijdt de appel in twee. Hadden we maar wat meer eten meegenomen. Mijn moeder geeft de helft van de appel aan mij. ‘Hela daar, mevrouw!’ Mijn moeder kijkt op. De veiligheidsagent ziet rood van woede. ‘U mag geen messen meenemen! Geef dat onmiddellijk aan mij!’ Iedereen kijkt naar ons alsof we criminelen zijn. Mijn moeder is beschaamd en geeft het keukenmes aan de agent. Ik ben elf jaar en voel de koude in mijn knieën. Na anderhalf uur rechtstaan in de rij begin ik mij moe te voelen. Ik ga op de grond zitten. Mijn kleine broertje slaapt in zijn buggy.
Mijn ouders zijn allebei afgestudeerd aan een conservatorium in de oude Sovjet-Unie. Vandaag werk vinden in België is even moeilijk als toen in Rusland, en zeker als we van de Belgische staat niet officieel mogen werken omdat we nog geen geldige papieren hebben. Ook een auto kunnen we niet kopen zonder een Belgisch identiteitsbewijs.
Mijn eerste Belgische school. Ik moet een uniform dragen, het is een katholieke school. Ik kom de poorten van het Onze-Lieve-Vrouw Instituut Pulhof binnen. Ik kan al een beetje Nederlands, maar niet genoeg om een vlot gesprek te voeren. Ik kom de klas binnen en alle hoofdjes kijken mijn richting uit. Het wordt stil. Een blonde jongen zwaait naar mij en ik zie dat hij de enige jongen is in de hele klas. ‘Welkom, welkom! Wat is je naam, jongeman?’ vraagt de juffrouw. Het is een normale vraag, maar ik moet er goed over nadenken omdat ik mijn Russische naam nooit in het Nederlands heb uitgesproken. ‘Timur,’ zeg ik. ’Wablief?’ vraagt ze. ‘Timur,’ herhaal ik, een beetje luider dan de eerste keer. ‘Aha,’ zegt de juffrouw, ‘kom maar hier zitten.’ Ze wijst naar een stoel die midden in het klaslokaal staat. Ik ga op die stoel zitten en alle leerlingen vormen een kring rond mij. Ze beginnen een ‘Russisch’ liedje te zingen met het woordje balalaika,een Russisch muziekinstrument met drie snaren, dat er vaak in voorkomt. Het is het enige woordje dat ik versta van het gebrabbel dat zij Russisch noemen. We wachten nu al acht jaar op een geldige verblijfsvergunning en we geven de hoop niet op. Gelukkig studeer ik nu en ik beheers het Nederlands helemaal. Maar wachten op beterschap blijft de boodschap. ‘Hé communist!’ roept een jongen op de Katholieke Hogeschool Mechelen naar mij. Ik lach en wandel verder. Plezante jongens, die Belgische Vlamingen. Tekst en foto - Timur Idrisov
|