Hakans geboortedorp Hassana Ooit teruggaan naar mijn geboortedorp Hassana in het zuidoosten van Turkije. Dat is nadat we ons dorp moesten verlaten altijd mijn droom geweest. Na 17 jaar in de diaspora heb ik eindelijk de mogelijkheid gehad om eens terug te gaan naar mijn geboorteland. Turkije - het land dat ons, de christelijke Assyrische minderheid met een rijke geschiedenis, begin jaren 90 uit onze dorpen heeft verbannen. Hakan Sagman
Veel fantasie Sinds ik als vierjarig kind het dorp Hassana moest verlaten, ben ik nooit teruggegaan. Ook niet toen ik van midden februari tot eind maart 2007 maar enkele kilometers verwijderd was van mijn geboorteplek. Waarom niet? Terwijl ik toch duizenden kilometers had afgelegd voor dat ene moment, die grote droom. Angst voor problemen, angst voor de gemengde gevoelens bij het weerzien?
Ik zou zeker blij zijn geweest, omdat ik na 17 jaar nog eens de warmte en de wind van mijn kinderjaren in het dorp zou hebben gevoeld. Verdrietig zou ik misschien ook worden, zeker als ik, nog met het beeld van het levendige en vruchtbare dorp van toen ik voor ogen, een totaal ander dorp zou zien. Onvruchtbaar gemaakte gronden? Platgebombardeerde huizen, ruïnes, puinhopen? Mijnenvelden van het Turkse leger of de Koerdische guerrilla rond het verlaten dorp? Koerdische guerrillastrijders die me beroven of me meenemen om voor hen te werken of om me als gijzelaar te gebruiken tegen de Turkse militairen? Of zouden Turkse militairen mijn auto doen ontploffen en dan de schuld op de Koerden schuiven, zodat noch ik, noch andere volksgenoten ooit nog naar ons gebied zouden trekken? Die jongen heeft veel fantasie, kan je nu denken. Toch niet. Al die dingen zijn echt gebeurd, ze zijn mijn voorgangers overkomen. Koerdische strijders kwamen hen bang maken en eisten hun bezittingen op. Een jongere werd gewoon meegenomen zonder toestemming van zijn ouders, en hij zit er nog steeds. Iemand van ons ging het dorp bezoeken; zijn auto die hij bij Hassana op de weg had achtergelaten, ontplofte. Dat is allemaal echt gebeurd.
Het is niet uit vrees voor mijn gemengde gevoelens of uit angst voor de bedreigingen dat ik niet naar mijn geboortedorp ben geweest. Ik zou toch gegaan zijn, hoewel mijn ouders in Mechelen me het ten strengste hadden verboden. Ik ben wel naar Silopi, de kleine stad in de buurt van Hassana, gegaan en daar heb ik nagevraagd hoe ik naar het dorp kon gaan. Eerst zeiden ze dat het mogelijk was, dat er geen gevaar was. Maar op het laatste ogenblik vernam ik dat er in ons gebied weer drie Turkse militairen waren omgekomen en dat de Turkse staat had beslist extra troepen naar het gebied te zenden.
Als je zulke dingen meemaakt, kun je toch niet anders dan teleurgesteld raken. Turkije - een staat die in zijn militaire campagne tegen Koerdische guerrillastrijders een eeuwenoud volk als de Assyriërs het land uitgooit, en helemaal niets onderneemt om die mensen ergens anders te vestigen of hen van levensmogelijkheden te voorzien tot ze weer op eigen benen kunnen staan. Een staat die amper investeert in zijn bevolking om de grote werkloosheid te verhelpen, maar zijn inkomsten grotendeels in wapens en leger investeert.
Geen toekomst
Kerkhof van Hassana - geschonden graf Na al het negatieve dat ik heb ervaren tijdens mijn verblijf in Turkije, kan ik enkel ontgoocheld zijn. Moest de Turkse staat nu nog in de goede richting gaan en investeren in het welzijn van zijn bevolking, dan zou ik al wat ik heb ervaren nog willen slikken. Maar zo is het nu eenmaal niet. De Turkse overheid beweert wel dat wij Assyriërs terug kunnen komen als we dat willen. Maar hoe kun je terugkeren naar een land dat geen toekomst biedt?
In het zuidoosten van Turkije waar we woonden, is de werkloosheid het grootst. Als we teruggaan naar onze gronden in ons dorp, moeten we jarenlang steun krijgen, want als landbouwers die opnieuw beginnen uit het niets zal het nog jaren duren vooraleer we kunnen leven van de opbrengst van ons werk op het land. En we hebben ook steun nodig om aan gereedschap en materiaal te komen om die gronden te bewerken. Ik denk niet dat iedereen in onze Assyrische gemeenschap in Mechelen zo rijk is dat hij meteen een huis in Turkije kan laten bouwen, en een tractor of ander materiaal kan kopen, of simpelweg een zaak kan beginnen in onze geboortestreek.
Toen we als vluchtelingen naar Europa kwamen, konden we rekenen op de sociale zekerheden die de Europese landen boden, en zo hebben we ons tamelijk snel kunnen herpakken en ons leven verder zetten zonder al te zwaar te moeten lijden. Maar zulke steun kunnen we zeker niet verwachten van Turkije!
Twee vaders Wij Assyriërs hebben twee vaders gekregen: Turkije en Europa. Beide vaders leren heel duidelijk wat mag en wat niet mag. Maar de ene vader, Turkije, erkent zijn kinderen enkel als ze voor zichzelf kunnen zorgen. Als iemand valt of in moeilijkheden zit, laat die vader het afweten. Hij laat zijn kind stikken, omdat hij niet is voorbereid op dat ‘falen’ en zich geen raad weet. Of omdat zo’n gevallen kind hinderlijk is en de vader belet snel vooruit te komen. Europa, onze andere vader, heeft alles goed onder controle. Als zijn kind valt, tilt die vader het op en helpt het weer op weg. En ja, ook wij verkiezen natuurlijk de vader die ons kan optillen als we vallen. Zelfs als die vader een stiefvader is.
Ik ben teruggegaan naar mijn geboortestreek. Het heeft me teleurgesteld. Ik heb het ware gelaat van vader Turkije gezien. Jaren geleden, toen mijn geboortedorp Hassana werd ontruimd op bevel van het Turkse leger, heeft Turkije niets ondernomen om ons, Assyrische christenen, te helpen. We werden aan ons lot overgelaten. Anderen, onbekenden in Europa, hebben ons opgevangen en ervoor gezorgd dat we weer op eigen benen kunnen staan.
Ik heb geen haatgevoel en ik zou Turkije kunnen vergeven wat het ons heeft aangedaan, als dat eerste vaderland van ons, dat ons liet stikken, één keer schuld zou bekennen en beseffen wat het heeft aangericht. Dat is blijkbaar niet mogelijk in Turkije. Ik ben er nu geweest, ik heb het allemaal zelf ervaren, ik zal niet meer te dromen van Turkije.
|