Hassana was een dorp van Assyrische christenen aan de voet van de berg Judi in het zuidoosten van Turkije. Het werd ontruimd in 1993 op bevel van het Turkse leger. De dorpsbewoners, de Hasnaye, emigreerden naar Europa, met name naar Mechelen. Wat hebben ze achtergelaten? Hun oud ambacht, de trots van de Hasnaye: vrouwen die de geitenwol sponnen en mannen die de stoffen weefden. Hun huisnijverheid leverde de tradtionele shella kostuums op, feestelijke mannenkledij, het resultaat van de unieke weefkunst van een bijna vergeten volk. Volg het weeftraject van de spinners en wevers van Hassana, met wegwijzers in het Sureth, hun Aramese moedertaal. Vrouwenwerk Wol kaarden in de woonkamer In het dorp Hassana maken de wevers zich op om aan een nieuwe werkdag te beginnen.Voor het weven kan starten moet er eerst wol voorhanden zijn. Die komt van de vacht van de eigen geiten, maar de Hasnaye gaan ook naar de vlakte van de Tigris om angorawol te kopen bij de Koerden in de naburige dorpen. De vrouwen van Hassana wassen de ruwe wol en dan gaan ze kaarden. Ze gebruiken daarvoor een ouderwetse hekel, een plank met rechtopstaande metalen pinnen, om de wol te ontwarren en de vezels uit te strekken. Zo’n wolkam heet mesherka in het Sureth.
De vezelstrengen kunnen hun naturlijke kleur houden: wit, beige of bruin. De beste donkerbruine wol komt van geiten uit Tur Abdin, een regio met Arameessprekende orthodoxe christenen ten westen van Hassana. Die wol is bekend als Midyat-bruin, naar de kleine stad Midyat in Tur Abdin. De vrouwen van Hassana kunnen de wol ook kleuren. Traditionele kleuring in verschillende tinten bruin gebeurt door de wol onder te dompelen in heet water met walnootschalen. Donkerblauwe kleurstof kopen de Hasnaye over de grens in Irak. De gekaarde en gekleurde wol wordt dan gewassen in koud water en gedroogd in de zon.
Spinsters aan het werk in Hassana Het spinnen van de wol is werk voor de vrouwen van Hassana. Van jong tot oud, ze hebben het met z’n allen in de vingers en overal in het dorp kan men de vrouwen bezig zien, alleen op een dakterras, in groepjes op straat of al wandelend over de rotsige paden. En tussendoor is er altijd wel tijd voor een praatje of gelegenheid om dorpsroddels uit te wisselen. Voor het spinnen gebruiken de vrouwen het spinrok en de spindel. Het spinrok, dat arnishka heet in het Sureth, bestaat uit een vork van twee staafjes die eindigen in een ringvormig handvat. De vrouwen houden de arnishka met daarop een pluk ongesponnen wol in de linkerhand, ze rollen een eindje draad en bevestigen die aan de spindel die ze vasthouden met hun rechterhand. De spindel of tasiya is een houten stok met bovenaan een kleine schijf. Ze doen de spindel naar beneden wentelen met een opwaartse zwaai van hun dijbeen en zo spinnen ze de wol tussen duim en wijsvinger tot meer spindraad. Die wordt op de spindel gewonden tot de spindelstok vol is.
Een vermoeiende zaak, dat wel. De vrouwen moeten hun armen hoog houden om de gesponnen draad langer en langer te laten worden. Daarom zoeken ze graag een hogere plekje op, waar ze hun spindel makkelijker kunnen neerlaten. Tijdens de hete zomermaanden klimmen de jongere vrouwen zelfs in de bomen als ze gaan spinnen. Het is koeler onder het gebladerte bij de beek aan de dorpsrand en het uitzicht maakt het werk lichter. Schering en inslag De gesponnen wol kan nog makkelijk afbreken. Daarom worden de woldraden sterker gemaakt door ze onder te dompelen in een mengsel van koud water en de wortels van een plant die shiwalta heet in het Sureth. Als dat is gebeurd, draait men de woldraad op de sharbis, een horizontaal geplaatste spoel, en vervolgens komt de wolstreng op een handspoel, de tayara in het Sureth. De mannen gaan met hun tayara naar de platte daken van Hassana. In de andere hand hebben ze een stok met een gevorkt uiteinde, de meshtiyana in het Sureth, en de woldraad op de handspoel is verbonden met die stok. De mannen lopen over het dak en spannen daar de woldraden op tussen vaste steunpunten aan de hoeken van de dakrand. Achthonderd draden, elk vijftien meter lang, worden zo opgespannen. Die combinatie heet gerda in het Sureth. Het is de schering, de lengtedraden voor het weven. Hassana wever aan het weefgetouw Weven is het samenspel van schering en inslag. De mannen van Hassana gebruiken een constructie met een houten wiel, de dowara in het Sureth, om gesponnen woldraad te winden op een kleine cilinder, de ebuta, die daarvoor over een dunne as naast het wiel is geschoven. De met woldraad gevulde ebuta is nu klaar om geplaatst te worden waar hij hoort. Die ebuta past namelijk precies in de opening in het midden van het langwerpige werktuig dat elke wever in Hassana bijzonder koestert. Het is de schietspoel, de mekka in het Sureth. De wever gebruikt het om de dwarsdraad over en onder de lengtedraad van de gerda of schering aan te brengen. De schietspoelen van de wevers van Hassana zijn gemaakt van het beste eikenhout of van hoorn en ze hebben metalen uiteinden om het doorglijden te vergemakkelijken.
Het verhaal gaat dat een wever net voor de evacuatie van het dorp zijn mekka’s verborg op een geheime plek, met de bedoeling ooit heimelijk terug te keren naar het verlaten dorp om zijn geliefkoosd gereedschap op te halen. Oudere Assyriërs in Mechelen, gewezen wevers met evenveel heimwee, weten dat het hem nooit is gelukt. Shella weefsel Weven is mannenwerk in Hassana. In de meeste huizen van het dorp is een eenvoudig weefatelier ingericht. Veel stelt het niet voor, een rustige plek volstaat. De guba, het weefgetouw dat de mannen gebruiken, is een primitieve houten constructie. Het is over een gat in de vloer geplaatst. De wever zit aan de rand, met zijn benen in de put, zodat hij met beide voeten de pedalen van het weefgetouw kan bedienen. De gerda met de lengtedraden is aan de voorkant van het weefgetouw opgespannen. Dan gaat de wever aan de slag. Hij schiet de mekka of schietspoel links en rechts, over en weer, door de lengtedraden om de dwarse draad in te voegen. Met de cheba of weefkam trekt hij telkens de inslagdraad aan en ondertussen trapt hij met beide voeten in de put op de pedalen van het weefgetouw om nieuwe lengtedraad te laten komen. Zo ontstaat sterk weefsel en zo krijgt de wollen shella stof zijn eerste tastbare vorm. Shella kostuum voor mannen Met de guba produceren de mannen van Hassana een lange en smalle lap shella. Die is vijftien meter lang en dertig centimeter breed doek en dat is genoeg stof voor één volledig shella kostuum. Maar kleermakerij is nog niet aan de orde, de stof is nog niet klaar daarvoor. De geweven stof wordt aan beide uiteinden opgerold rond twee metalen latten, tebikata in het Sureth. De latten met de rol stof erop worden dan samengebonden en in kokend water gestoken. De verhitting zorgt ervoor dat langs de randen van de latten blijvende vouwen in de stof worden gebrand. Die typische horizontale vouwen zijn het handelsmerk van het shella weefsel dat in Hassana is gemaakt. Nu volgt de finishing touch. De wevers zetten het stel tebikata-latten met de geweven stof stevig vast in de chashula, de uitgeholde stam van een eik. De volgende ochtend bewonderen de wevers het eindresultaat: zacht en toch stevig weefsel, met de typische vouwen en glanzend als zijde.
Een aantal wevers in Hassana zijn ook bedrijvig als kleermakers en die gaan nu aan de slag met de geweven shella stof. Een vijftien meter lange lap verschaft het materiaal voor een volledig traditioneel mannenkostuum. Een ervaren wever weeft de stof voor een eenkleurig kostuum in één week. Voor het vervaardigen van shella stof in verschillende kleuren heeft hij drie weken tot een maand nodig. Hij moet dan weven met meerdere schietspoelen. Die techniek heet se mekuk, drie schietspoelen, en de meest ingewikkelde techniek, die ook het soort shella van de hoogste kwaliteit oplevert, heet pench mekuk, vijf schietspoelen. De beide benamingen hebben de wevers van Hassana overgenomen uit het Koerdisch. Dergelijk intensief werk is duur en de koper van die exclusieve shella – Assyriër uit Hassana of Koerd uit de regio – behandelt het kostuum dat eruit voortkomt met veel zorg. De algemene benaming voor het driedelige shella kostuum is sal sapik. Het bestaat uit een broek met zeer brede pijpen die sal of shella heet, een hemd met breed uitlopende mouwen dat sapikka wordt genoemd, en een openhangend vest dat heleke heet. Daarbij hoort nog de shellema, een brede en veelkleurige heupgordel van schapenwol die de drager van het pak gebruikt om allerlei voorwerpen – van een mes tot een zakdoek – in op te bergen. Web van beschaving De traditionele shella kledij gaat een leven lang mee, ze wordt enkel bij huwelijken en andere feestelijke aanglegenheden gedragen. Er is een andere reden waarom Assyriërs en Koerden het shella mannenkostuum niet zo vaak dragen in het openbaar. De Turkse overheid ziet het als een uiting van subversief gedrag. Als dwarse folklore die neigt naar separatistisch verzet, gelinkt aan de activiteiten van de Koerdische PKK. Assyriërs en Koerden kunnen zich maar beter kleden zoals de andere Turkse burgers. De wevers van Hassana weten beter. Ze moesten emigreren naar Europa, maar ze hebben hun fierheid niet verloren.
Wever uit Hassana aan zijn weefgetouw in Düren, Duitsland Hanno Sagman woont nu in Düren, Duitsland. Hij heeft in de kelder van zijn woning een weefatelier ingericht. Bezoekers krijgen een enthousiaste rondleiding, met uitleg over alle werktuigen die destijds in Hassana werden gebruikt. Het is uitgesproken heimwee, balsem voor een verloren ambacht. Hanno vertelt een aloude legende over het ontstaan van het weven. Toen Adam en Eva werden verdreven uit de Tuin van Eden, bedekten ze hun naakte lichamen met bladeren. Later gebruikten de mensen dierenhuiden. In Hasankeyf, een heel oude site aan de Tigris, waren veel grotten. De holenmensen die daar woonden, zagen spinnen hun web weven. Ze vonden dat prachtig en namen de techniek over, waarbij ze de wol van geiten en schapen gebruikten. Het weven was geboren. De mensen verlieten de grotten, ze maakten tenten om in te wonen en droegen geweven kleren. Dat was allemaal te danken aan de eerste wevers. Die brachten cultuur, ze weefden het web van de beschaving. Een mooi verhaal. De wevers van Hassana hebben helaas de traditie van hun voorouders niet kunnen voortzetten. In de Europese diaspora houden ze enkel nog de herinnering aan hun ambacht levendig. En wie spint er nog angorawol in de straten van Mechelen? De vrouwen van Hassana die er nu wonen, hebben andere bezigheden: integreren, consumeren, Belgisch leven. Daar valt geen goed garen bij te spinnen.
Tekst - Katelin Raw & ATH Illustraties - Hans Hollerweger & Carl Van Baelen
|